Kleine
excursie naar het "Huys Kessel"
X.C.C. van Dijk, LGOG Kring
ter Horst, 28 december 2016
Na een kort welkomstwoord door de voorzitter, werd de groep in tweeën gedeeld en
begon de excursie. In 1944 vond de verwoesting plaats van Huys Kessel, ook wel
kasteel Kessel of de Keverberg genoemd, gelegen in de huidige gemeente Peel en
Maas. Sindsdien is herbouw een gekoesterde wens. Een eerste aanzet daartoe werd
gegeven door de toenmalige gemeente Kessel, die in 1951-1958 een archeologisch
en bouwhistorisch onderzoek liet uitvoeren door prof. Renaud in het kader van
consolidatieplannen. Het kasteel werd teruggebracht naar de middeleeuwse
situatie en daarmee behoed voor verder verval. Pas bij de gemeentelijke
herindeling in 2009 werd herbouw concreet. Twee ontwikkelingen zijn daarvan het
belangrijkste. De eerste is dat een nieuw dak, rustend op 58 nieuw geplaatste
palen, over de ruïne zou worden geplaatst, zodat de oude funderingen niet verder
worden belast. Het kasteel heeft zijn oude contouren weer terug, waarmee de
skyline van Kessel weer lijkt op die uit de Middeleeuwen. De tweede is dat een
nieuw te graven tunnel toegang moest gaan geven naar een lift, die in de 14e
eeuwse woonoren van het kasteel was gepland. Van 2013 tot 2015 zijn de
voorbereidende werkzaamheden verricht, tezamen met het archeologisch onderzoek
van dit Rijksmonument. Het onderzoek heeft veel aanvullende informatie over Huys
Kessel opgeleverd ten aanzien van de opgraving uit de jaren 1950.
Voor de plek van het kasteel is geen natuurlijke verhoging uitgezocht, maar de
binnenbocht van de Maas. Al in de Prehistorie, zelfs ruim 12.000 jaar geleden,
was deze plek geliefd om een tijdelijke bivak of meer permanente woning op te
richten. Er heeft in de Romeinse tijd geen villa of andersoortig stenen bouwwerk
gestaan, maar enkele scherven wijzen wel op rurale bewoning in de directe
omgeving. In de loop van de Vroege Middeleeuwen, met name de 10e eeuw, zien we
de activiteiten toenemen, maar het is onduidelijk of er toen al sprake was van
bewoning.
In de tweede helft van de 11e eeuw zien we de Hendrik I, de eerste graaf van
Kessel, verschijnen in historische bronnen. Vermoedelijk was hij het die hier
een imponerende woontoren liet bouwen. Daartoe werd eerst een ovaal terrein
bouwrijp gemaakt, waarbij een werkvloer van klei werd opgebracht. Aan de rand
van het terrein werd een lage wal opgeworpen. Waarschijnlijk werd er een
palissade op geplaatst en was het terrein omgracht. Vermoedelijk rond het midden
van de 11e eeuw werd op het kale terrein een massieve woontoren gebouwd. Die was
opgetrokken uit Maaskeien, tufsteen en moerasijzererts, had een leien dak en een
weergang met kantelen. Een binnenmuur deelde het pand in twee vertrekken,
waarbij smalle lichtspleten daglicht naar binnen lieten schijnen. De ingang lag
vermoedelijk op de eerste verdieping en was middels een trap over de gracht te
bereiken. Tegen de noordoostgevel van de toren stonden vakwerkhuizen.
Vermoedelijk waren er een rosmolen en smederij op het terrein en werd de oogst
er verwerkt. Afval werd vooral gedumpt aan de rand van het terrein. Materiaal
als bot is goed geconserveerd en geeft inzicht in de vleesconsumptie: vooral
varken, schaap, schaap/geit en in mindere mate rund stonden op het menu.
Daarnaast werd jachtwild gegeten, zoals edelhert, ree, haas en gevogelte. Vis is
niet aangetroffen, maar werd wel met netten gevangen. Een paar benen glissen
werd gebruikt om ijspret te beleven of zich op de bevroren Maas voort te bewegen
(visvangst?). Tevens werden paarden gehouden. Met name de toren zelf, maar
daarnaast ook de aanwezigheid van jachtwild, wijzen op de hoge sociale status
van Hendrik I.
De toren werd rond het midden van de 12e eeuw gedeeltelijk gesloopt. De wal werd
opgehoogd met leem, waarna het binnenterrein werd opgevuld met zand. Deze eerste
motte was ongeveer 4,5 m hoog. Het restant van de woontoren stak op sommige
plekken een kleine meter boven het oppervlak uit. De motte is volop gebruikt,
waarbij twee dunne leeflagen zijn gevormd. Duizenden goed geconserveerde
botfragmenten en zadenresten geven inzicht in de voedselvoorziening. Het gegeten
vlees bestond vooral uit kleine schapen en/of geiten en varken. Ook nu speelden
runderen slechts een bescheiden rol. Ook werden kippen, tamme gans op het
kasteel gehouden. De bewoners aten ook vis, zoals snoek en baars. Er werd
gejaagd op wild, zoals edelhert, ree, haas en konijn, eend en gans. Ondanks deze
aanwijzingen voor gebruik, zijn sporen van een gebouw schaars. Wellicht is de
gesloopte torenmuur als fundering voor een houten gebouw gebruikt. Van een zware
steenbouw is echter geen sprake, en het contrast met de gesloopte woontoren kan
nauwelijks groter zijn. Graaf Hendrik II (1129-1144) of Walter I van Kessel
(1139-1158) liet de toren slopen en de eerste motte opwerpen. In de liftschacht
zijn op enkele plekken resten van deze toren zichtbaar gemaakt tijdens de
bouwwerkzaamheden in 2013-2015.
Ongeveer 50 jaar later, rond 1200, werd de motte verhoogd. Deze uitgebreide
motte torende nu 9 m hoog boven het landschap uit en had een ovaal plateau van
ongeveer 34x28 m. De motte werd bekroond met een grote, ovale ringburcht. De
funderingen van dit château à motte bestaan uit grondbogen van kiezelbeton. In
de liftschacht zijn enkele van deze bogen in het zicht gekomen tijdens de
bouwwerkzaamheden in 2013-2015. Tegen de ringmuur was een weergang gebouwd,
waarover de verdedigers van de burcht zich snel konden verplaatsen. Vermoedelijk
was op het binnenplein een onderkelderde torenachtige woonruimte / uitkijktoren
gebouwd tegen de oostelijke ringmuur. De motte werd omgeven door een monumentale
gracht van 15 m breed en 6 m diep. Graaf Hendrik III (1172-1188) of Hendrik IV
van Kessel (1190-1236) kan worden aangewezen als de bouwer van de ringburcht.
Nadien werd het binnenplein verder ingebreid met woonvertrekken. In de 13e eeuw
werd een groots opgezet poortgebouw van ongeveer 4x5 m de nieuwe ingang. Pas
toen kon een onderkelderde, grote zaal op de noordvleugel worden gebouwd.
Daardoor was de ingang onbruikbaar geworden. Die werd naar de oostkant
verplaatst, waar een pootgebouw verscheen. Centraal in de burcht lag een
waterput. Vermoedelijk liet de laatste graaf van Kessel, Hendrik V (1254-1285)
deze bouwactiviteiten uitvoeren. In 1279 kwam de burcht in bezit van de graaf
van Gelre, Reinoud I (1271-1326). Wellicht achtte hij het nodig om die een
weerbaarder karakter te geven door de bouw van een grote woontoren, die rond het
midden van de 14e eeuw werd gebouwd. Rond deze periode werd een nieuwe waterput
op het binnenplein gebouwd. Mogelijk werd toen de gracht gedempt en legde men
een grote waterkuil op het neerhofterrein aan. In de late 14e eeuw/vroege 15e
eeuw werd een nieuwe ingang gebouwd: de Maastoren. Die zal een militaire functie
hebben gehad en was niet voor niets op de Maas georiënteerd. De nieuwe
oostvleugel werd onderkelderd. Deze kelder sloot middels een gang aan op de
grote kelder.
In de tweede helft van de 15e eeuw en de 16e eeuw werden verdere bouwplannen
uitgevoerd. Midden op het binnenplein werd een traptoren gebouwd en werd het
hele noordelijke vleugel onder dak gebracht. Het middeleeuwse, militaire
bouwwerk werd getransformeerd tot een adellijke woning: Huys Kessel. Mogelijk
nog in de 16e eeuw zijn voorraadkelders aan de oostkant tegen de motte gebouwd.
Aan de noordrand van het terras werd een klein torentje gebouwd. Gedurende de
16e eeuw heeft Huys Kessel geleden onder de Tachtigjarige Oorlog, waarbij een
brand (1579?) veel heeft vernield. Rond deze periode verdween de traptoren en
raakte de waterput in onbruik. De weg naar de Maastoren veranderde in een
statige opgang, en op het binnenplein werd de onderkelderde zuidvleugel gebouwd.
Na de dood in 1875 van de laatste adellijke bewoner Frederik Hendrik Charles
Ernest, Baron de Keverberg de Kessel, beter bekend als baron Frits, vonden nog
diverse kleinschalige verbouwingen plaats, onder meer door de Zusters van de
Goddelijke Voorzienigheid in 1926-1927. In de zomer van 2015 is het graf van
baron Frits teruggevonden in de kasteeltuin. Na onderzoek van het stoffelijk
overschot, zijn de resten op dezelfde herbegraven op 20 november 2016.
Na een uitgebreide excursie en een beste nieuwjaarswens aan een ieder, keerde
men huiswaarts.
Verslag: Jan Vissers
|