Lezing:
"Van Veldeke tot Van Reen. Literatuur in Limburg tussen 900 en nu".
Literatuur in Limburg
900-heden door Dr. Lou Spronck
Spreekbeurt voor leden LGOG Kring Ter Horst, Kantfabriek Horst, dinsdag 20
januari 2015
Na gewezen te hebben op de toegenomen belangstelling voor de
literatuurgeschiedenis van ons gewest [publicaties van Peter Nissen 1986 + 1988,
Joep Leerssen 2006, Frits van Oostrom 2006, Helmut Tervooren 2006] en van andere
provincies [Marcel van der Heijden over Noord-Brabant 2006, Teake Oppewal e.a.
over Friesland 2006, Rouke Broersma over Drente 2003, 2011] behandelde de
spreker twee initiatieven die betrekking hebben op de literatuur en de
literatuurgeschiedenis van onze provincie: het Limburgportaal DBNL (www.dbnl.org)
en de Geschiedenis van de literatuur in Limburg [GLL]
Limburgportaal DBNL
Aan de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren [DBNL] is vanaf 2012
een Limburgportaal toegevoegd. Daarin worden onder supervisie van prof. Leonie
Cornips, bijzonder hoogleraar Taalcultuur aan de UM, ‘Limburgse’ literaire
teksten opgenomen, die op een aantrekkelijke en wetenschappelijk verantwoorde
manier gepresenteerd worden.
Het initiatief werd in 2011 genomen door Joep Leerssen, Wiel Kusters en René van
Stipriaan (de laatste inmiddels opgevolgd door Cees Klapwijk), die voor de keuze
van de op te nemen teksten een beroep deden op een Adviescommissie, samengesteld
uit leden van de LGOG-commissie Literatuurgeschiedenis (zie hieronder).
Leden van de Adviescommissie zijn op dit moment: Hannie Van Horen-Verhoosel,
Herman van Horen, Lou Spronck, Peter Winkels en Ben van Melick. Ine Sijben werkt
mee voor de Middeleeuwen. Zij zorgen voor een Bronnenlijst van werken die voor
digitalisering worden aanbevolen. De Bronnenlijst is inmiddels in het
Limburgportaal opgenomen, maar heeft een voorlopig karakter. Afronding volgt in
de loop van 2015.
Een Stuurgroep, die momenteel bestaat uit Joep Leerssen, Leonie Cornips, Marita
Mathijsen en Cees Klapwijk, bepaalt welke werken de facto worden
gedigitaliseerd.
LGOG-Commissie Literatuurgeschiedenis
Op initiatief van de LGOG-voorzitter Karel Majoor is deze commissie officieel
ingesteld in januari 2011. Voorzitter is Lou Spronck (vanaf januari 2015
waarnemend voorzitter). Leden zijn: Adri Gorissen, Hannie van Horen-Verhoosel,
Herman van Horen, Harrie Leenders, Ben van Melick, Emile Ramakers, Ine Sijben,
Peter Winkels. Adviseurs zijn prof. Wiel Kusters, prof. Joep Leerssen en prof.
Peter Nissen.
Binnen de Commissie ontstond al spoedig het plan voor het schrijven van een
Geschiedenis van de literatuur in Limburg (GLL). Om te zorgen voor inspraak van
alle mogelijk geïnteresseerden organiseerde de Commissie in augustus 2012 een
symposium in het Cuypershuis te Roermond. Het plan kreeg een definitief karakter
door de verschijning van een Blauwdruk in januari 2013.
Daarna werden voor de verschillende perioden auteurs aangezocht. Zij verwachten
hun teksten over een drietal maanden aan de eindredactie te kunnen presenteren.
De GLL zal uit twee delen bestaan. Naar verwachting zullen ze in 2016 het licht
zien.
De Commissie hoopt dat de verschijning van de GLL zal leiden tot vele nieuwe
studies over Limburgse literaire onderwerpen.
De GLL
Spreker behandelde vervolgens enkele belangrijke aspecten van de GLL:
- De geografische afbakening. Tot 1794 is er geen gebied dat op de huidige
provincie Limburg lijkt. Het gaat dan om ‘het Nederlandstalige Maasland en de
randen van het Rijnland’. Het door de Fransen geschapen Departement van de
Nedermaas (1794-1814) en de provincie Limburg tijdens het Verenigd Koninkrijk
(1815-1830) omvatten ruwweg de huidige provincies Belgisch en Nederlands
Limburg. Vanaf 1839 kennen we de provincie Nederlands Limburg in haar huidige
vorm.
- De veeltaligheid. In de periode 900-1300 bestond er een Rijn-Maaslandse taal,
die na 1300 verdrongen werd door het Opperduits (Hoogduits) in het oosten en het
Nederduits (Brabants, Nederlands) in het westen. Toen de huidige provincie
ontstond, was het Hoogduits nog in gebruik in oostelijke delen van Zuid-Limburg,
terwijl het Nederlands nog floreerde aan de Nederrijn ten oosten van
Nord-Limburg.
Vanaf 1675 speelde het Frans als cultuurtaal een steeds belangrijker rol.
Formeel was die in 1839 uitgespeeld, maar pas rond 1900 veroverde het Nederlands
het gehele terrein, ook in francofiele bovenlaag.
- Samenhang van cultuur en economie. Economische voorspoed en culturele bloei
gaan meestal hand in hand. Het Maasland was tot 1300 een centrum van cultuur.
Dat verplaatste zich vervolgens naar Brabant-Vlaanderen en rond 1600 naar
Holland. Wel bleef het Maasland tot 1550 betrekkelijk welvarend, maar vanaf 1300
kwam het steeds meer in de periferie te liggen en nam de staatkundige
verbrokkeling toe.
Nieuwe perspectieven openden zich in de Franse Tijd (1794-1814) en onder Willem
I (1815-1830). De Belgische opstand in 1830 en de uittocht van veel jonge
intellectuelen naar België in de periode 11830-1839 hadden tot gevolg dat de
provincie Nederlands Limburg in 1839 als het ware opnieuw moest beginnen. In de
19e en 20e eeuw ontwikkelde zich geleidelijk een Limburgse identiteit, d.w.z.
een aantal kenmerken waardoor Nederlands Limburg zich van andere provincies en
van de buitenlandse grensregio’s onderscheidt.
- Opzet van de GLL. De Middeleeuwen (900-1500) worden behandeld door Ludo
Jongen, die daarbij gebruik kan maken van door Ine Sijben verzameld materiaal.
Hannie en Herman van Horen beschrijven het tijdperk van de humanisten en de
schrijvers die op hun traditie voortbouwen (1500-1793). Lou Spronck neemt ‘de
negentiende eeuw (1793-1893) voor zijn rekening. Daarna volgen Peter Winkels met
de periode 1893-1914, Wiel Kusters met het Interbellum (1914-1940) en Jos Perry
met de letteren rond de Tweede Wereldoorlog. De omvangrijkste bijdrage, het
tijdperk 1950-heden, is voor rekening van Ben van Melick.
Na de pauze gaf spreker karakteristieken van een viertal negentiende-eeuwse
schrijvers en las hij fragmenten uit hun werk:
- Theodoor Weustenraad (1805-1849): een Franstalig krantenartikel gericht tegen
minister van justitie C.F. van Maanen en strofen uit het dialectepos De
Percessie van Scherpenheuvel;
- Jan Willem Brouwers (1831-1893): Franstalige ultramontaanse poëzie uit 1860;
tevens een karakteristiek van deze flamboyante priester door Lodewijk van
Deyssel;
- Jos Thissen (1839-1907), pastoor van Amstenrade en redacteur van de Limburger
Koerier: de eerste column die hij schreef onder het pseudoniem Derckxz, getiteld
‘Spelden’;
- Emile Seipgens (1837-1896): het begin van de vertelling ‘Hoe Mathis Knoups
‘liberaal’ en weer ‘katholiek’ werd.
Vanwege tijdgebrek bleven ongelezen:
Nederlandse poëzie van Jan Willem Brouwers uit 1861, waarin Joost van den Vondel
bezongen wordt, en een fragment uit de prozaschetsen ‘Uit het leven van een
pennelikker’ van Jacques Vrancken (1851-1914), die van 1893 tot 1914 pastoor van
Reuver was.
Lezing: "Bertus Aafjes".
Door Dr. Rob Molin
Lezing voor leden LGOG Kring Ter Horst, Kantfabriek Horst, dinsdag 3 februari 2015
Korte samenvatting van de lezing
gehouden op 3 februari 2015 door:
Dhr. Rob Molin over Bertus Aafjes.
Naar aanleiding van zijn boek “In de schaduw van de hemel” dat verleden uitkwam,
gaf de heer Molin een duidelijke beschrijving van het leven van Bertus Aafjes.
Geboren in Amsterdam in 1914 in een streng katholiek gezin, waar hij tot zijn
15e opgroeide. Daarna werd hij naar het Kleinseminarie gestuurd om opgeleid te
worden tot priester. Dat ging niet door. In 1936 maakte hij zijn voetreis naar
Rome. Daarna gaat hij in Leuven studeren. Net voor en tijdens de eerste
oorlogsjaren verkeerde hij in Amsterdam waar hij ook diverse gedichten
publiceerde. Naar aanleiding hiervan moest hij onderduiken en zodoende woonde
hij van 1943 tot 1945 in Friesland. Na de oorlog trok hij naar Egypte. In 1646
publiceerde hij zijn beroemde “Voetreis naar Rome”.
In 1951 vestigt hij zich met zijn gezin in Hoensbroek op het kasteel, dat in die
tijd een cultureel centrum werd. Aafjes had zich inmiddels een naam verworven
als schrijver. Hij publiceerde in “De Tijd”, de” Volkskrant” en “Elseviers
Weekblad” en diverse literaire tijdschriften. In de jaren na zijn seminarietijd
was hij ook steeds kritischer geworden ten opzicht van de katholieke Kerk. Samen
met Pierre Dubois en Leo Boekraad richtte hij het kritische tijdschrift Klondyke
op. Vele in die tijd bekende schrijvers en kunstenaars behoorde tot zijn
kennissenkring, waaronder Ed Hoornik en Charles Eijck. Om goed te kunnen werken
zocht Aafjes de rust op, eerst in Bergen aan Zee, daarna in Wylre en Hoensbroek
en tenslotte in Swolgen. Hij voelde zich ook opgejaagd door katholieke critici
die hem verketterden vanaf de preekstoel. Inmiddels maakt hij ook naam als
reisverslaggever. De moeite waard zijn de stukken over de tochten door Limburg
maar ook zijn verhalen over de mijnen en mijnwerkers. Vanuit Hoensbroek had
Aafjes veel contacten met de kunstwereld in Limburg. Bekend is ook verdediging
van de kruisweg van Aad de Haes. Als schrijver gaat het goed maar langzaamaan
gaat het met hem als mens minder. Zijn niet verwerkte jeugd en oorlogstrauma’s
maken hem depressief. In 1968 trekt hij naar Swolgen waar hij een huis koopt en
een keet waarin hij kan schrijven. Ook leert hij er nieuwe vrienden kennen
waaronder psychiater Anton Kroft en de schrijvers Herman Pieter de Boer en
Hermine de Graaf. Toch gaat Aafjes steeds verder gebukt onder zijn “niet meer
erkend zijn” als schrijver, de kritieken trekt hij zich steeds meer aan. Dit
komt allemaal niet ten goede aan zijn gezondheid, die ook te lijden heeft van
overmatig drank- en medicijnenmisbruik. De heer Molin gaat ook in op het
moeilijke privéleven van de schrijver, eerst de thuissituatie met zijn moeder,
daarna het huwelijk met Tine Wesseling , “Poes” genoemd en zijn kinderen,
waaronder een gehandicapte zoon.
Aafjes heeft zich zowel de kritieken als zijn niet verwerkte trauma’s zeer
aangetrokken. Op bijna 79-jarige leeftijd is hij na een zwaar ziekbed overleden,
thuis in Swolgen. Hij ligt begraven op het kerkhof achter de kerk in Swolgen.
Boek: “In de schaduw van de hemel – Biografie van Bertus Aafjes”
Auteur: Dhr. Rob Molin
ISBN: 9789461534408, Uitgeverij Aspekt B.V. Prijs € 29,95
Tekst op het grafmonument:
Eindlijk heb ik mij verzoend met ’t leven,
Met zijn veelheid en zijn brute pracht,
Met zijn onbegrijplijk en blinde streven,
Met zijn eeuwge dag en zijn eeuwge nacht.
En ik ruim mijn hart leeg en mijn zinnen,
En ik open gans mijn nuchter huis,
En de verse wereld stroomt naar binnen
Als de zee door een verwoeste sluis.
En ik ben zo ledig als het Niet
En ik ben zo vol als heel de aarde,
En die twee omhelsde’ elkaar en baarden
Als een kind de eenheid van mijn lied,
En de dichter in mij stierf bereid.
Ik werd enkel poëzie, altijd.
Verslag: Jan Vissers
Ton van Reen
Spreekbeurt voor leden LGOG Kring
Ter Horst, Kantfabriek Horst, dinsdag 10 februari 2015
Verslag derde cursusavond
“Literatuur in Limburg”.
Ton van Reen, schrijver.
Ton van Reen begint zijn verhaal over zijn schrijverschap met een relaas over
zijn jeugd in Panningen. Hij werd in Waalwijk geboren maar als drie maanden oude
baby verhuisde hij met het gezin van zijn ouders al snel naar Panningen waar
zijn vader bij de politie werkte. Een grote rol in de keuze om schrijver te
worden was weggelegd voor zijn grootmoeder, die Ton vele verhalen vertelde over
kabouters, spoken en heel vreemde zaken. Toen Ton tien jaar oud was overleed
zijn vader aan een hartziekte. Hij doorliep de Mulo en had daarna verschillende
beroepen. Een ervan was het werk in de mijnen in Zuid-Limburg. Zijn grote
hobby’s was het lezen, lezen van ontelbare boeken die hij leende uit de
bibliotheek van de paters lazaristen in Panningen en van Graad Engels.
Samen met zijn vrouw Corrie Zeelen richtte hij een uitgeverij op die zich
toelegde op Afrikaanse literatuur. Ook werkte hij als journalist bij de
Volkskrant.
In 1984 sloot hij de uitgeverij en kon hij zich full-time aan het schrijven
wijden. Inmiddels heeft hij 82 titels op zijn naam staan, waaronder ook enige
poëziewerken.
Tijdens de lezing, met vele zijpaden, vertelt hij hoe hij geraakt werd door een
onderwerp uit zijn omgeving, uit zijn familie of kennissenkring en daar dan
induikt en het uitwerkt tot een roman. Zo zijn tot stand gekomen onder andere de
boeken: “Thuiskomst”, “Roomse meisjes”, “Gevallen ster” en nog enkele andere.
Samen zijn deze boeken herdrukt in “Verzameld werk, deel 2”. Ton van Reen heeft
of had vele kennissen onder zijn collega schrijvers, zoals Bertus Aafjes, Antoon
Coolen, Louis Paul Boon. Ook daar kon hij nog allerlei verhalen over vertellen.
Naast het schrijven van boeken voor volwassenen heeft hij ook veel jeugdboeken
geschreven waarvan het boek over de bokkenrijders: “De bende van de
bokkenrijders” wel het bekendste is.
Tenslotte had de schrijver nog een behoorlijk aantal boeken bij zich voor de
verkoop. Hiervan werd tijden de pauze en na afloop gretig gebruik gemaakt.
Verslag: Jan
Vissers
|