Verslag
van de 6-daagse LGOG studiereis naar Lotharingen (2014)
Vrijdag 30 mei t/m woensdag 4
juni 2014.
Dit jaar ging
de studiereis van het LGOG naar het Franse Lotharingen, genoemd naar keizer
Lotharius. Het gebied ligt tussen Frankrijk en Duitsland en is vaak een
twistappel geweest tussen de beide grootmachten. Menigmaal wisselde het van
eigenaar. Oorlogen hebben het gebied geteisterd. In het huidige Lotharingen kan
men ook goed met het Duits terecht. Veel namen herinneren er aan dat dit gebied
ook lang tot het Duitse Rijk hoorde.
De hoofdstad van het gebied is Metz(120.000 inwoners). Lotharingen omvat de
departementen: Meurthe-et-Moselle, Meuse, Moselle en Vosges.
De eerste dag was zoals gebruikelijk weer een reisdag. Via Venlo, Roermond en
Maastricht reden we door België waar we de “Route du Soleil” naar het zuiden
volgden. Tegen het middaguur bereikten we Montmédy in Noord-Frankrijk waar
geluncht werd en na de lunch bezochten we onder leiding van een gids de oude
vestingstad omgevormd tot een citadel. Deze gaf een goede indruk van hoe de oude
middeleeuwse steden binnen zware stadsmuren in elkaar geperst werden. Daarna
ging de reis naar Rugy, ten noordoosten van Metz naar hotel “La Bergerie” waar
we de komende dagen zouden verblijven en waar we ook steeds het diner gebruikten
en na afloop uiteraard ook de bar.
De volgende dag vertrokken we op tijd richting Silegny, 15 kilometer ten zuiden
van Metz, een gat van niks, zoals Régis de la Haye, onze gids, het betitelde,
dat befaamd is om zijn laatmiddeleeuwse muurschilderingen. Daarna ging de reis
naar de stad Metz (uitspraak: Mezz). Op weg hiernaar toe werd de tijd gevuld met
een uitvoerige uitleg over de geschiedenis van de stad Metz, uitstekend gebracht
door Régis. Gestart werd met een rondleiding door een Duitstalige gids door de
gotische kathedraal van de stad. Hoogtepunt hierin waren de gebrandschilderde
ramen van Marc Chagall, prachtig van vorm en kleur, maar ook de vele andere
religieuze kunstwerken waren zeker het aanzien waard. Daarna was het lunchtijd,
iedereen dook op eigen gelegenheid de stad in, plaats genoeg. De vrije middag
werd door ons besteed aan een bezoek aan het “Centre Pompidou”, een dependance
van het grote “Centre” uit Parijs. Een prachtig modern gebouw gelegen vlakbij
het station van Metz. Een groter contrast is niet mogelijk. Het station in een
neoklassieke Duitse stijl en het futuristische “Centre Pompidou” ernaast. Het
gebouw is ontworpen door de Japanse architect Shigeru Ban en de Franse architect
Jean de Gastines. Dit alles in een mooi geherstructureerde omgeving. Op de
benedenverdieping van het museum hingen een aantal kolossale moderne kunstwerken
waarbij een rood-glazen halve bol van Anish Kapoor de aandacht trok. Maar dit is
meer een persoonlijke ervaring. Om vijf uur werden we weer keurig opgehaald door
chauffeur Harrie van busbedrijf Ghielen uit Beringe.
Historie was het onderwerp van de bezoeken op de derde dag van de excursie. In
de morgenuren werd het dorpje Grand bezocht. Dit was ooit een groot
bedevaartsoord voor de Keltische god Grannus, met een amfitheater van 17.000
zitplaatsen, en één van de grootst bewaarde Romeinse vloermozaïeken. Naar mijn
idee was het theater iets te grondig gerestaureerd en was er van het oude niet
veel meer te zien. Wel kregen we een goede indruk van wat het ooit geweest moest
zijn. Tijdens de wandeling naar de overdekte vloer konden we zien dat dit
plaatsje een grote opgraving was. Op diverse plaatsen was men nog druk bezig.
Voer voor archeologen. De vloer was het bekijken waard, we konden zien dat de
Romeinen echte kunstenaars waren op dit gebied. Opvallend was het geringe aantal
bezoekers of toeristen die er die dag waren. Grote parkeerplaatsen en geen mens
te zien. Vervolgens ging de reis richting de basiliek “Bois-Chenu”, de plaats
waar Jeanne d'Arc de hemelse stemmen hoorde. Ter hare ere werd een grote
basiliek gebouwd met een beneden en bovenkerk. Het bijbehorende klooster
bediende de bedevaartsplaats die vroeger veel bezocht werd. Ook wel apart was
dat we de lunch gebruikten bij de nonnetjes-in-opleiding die ook voor de
bediening zorgden. Een eenvoudige edoch voedzame maaltijd zullen we maar zeggen,
horende bij een klooster. Na de middag ging de reis naar Domrémy-la-Pucelle, de
geboorteplaats van Jeanne d'Arc. In een mooi park ligt een klein museum, de
moeite waard en ook haar geboortehuis, nog redelijk in de oorspronkelijke staat.
Ook loopt hier nog de Maas, niet in de vorm zoals wij die kennen maar als een
simpel doorwaadbaar riviertje. Na een vermoeiende dag, veel lopen en
verplaatsingen, vielen hier en daar de oogjes tijdens de terugreis dicht, maar
dat was geen probleem, was men weer fit voor het prima diner dat ’s avonds
opgediend werd.
De vierde dag stond in het teken van de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Tijdens
de reis naar Verdun vertelde Régis over de verschillende Frans-Duitse oorlogen
en ook over de vele wisselingen van de macht in dit gebied. De laatste nog na de
Tweede Wereldoorlog. Lotharingen hoort nu weer bij Frankrijk, maar het Duitse
verleden is duidelijk kenbaar in namen van plaatsen en mensen. Harrie had nog
een verrassing voor ons in petto. Hij bracht ons naar het dorpje Fleury, vlak
bij Verdun, of liever gezegd naar de restanten er van. In een bos waren alleen
nog de contouren zichtbaar van de straten en fundamenten van huizen en gebouwen
die er oorspronkelijk gelegen hadden. Nadat de Duitsers en Fransen er
verschillende keren verwoestend overheen getrokken waren was er niets van over
gebleven. Na de oorlog heeft men de restanten als monument laten liggen. Daarna
verder naar het grote monument van Verdun, het “Ossuaire” van Douamont met de
bijbehorende grote begraafplaats. Na een inleidende film over de slagvelden van
de Eerste Wereldoorlog werd de hoge toren beklommen, 46 meter hoog en 200
treden, om een van een groots uitzicht te kunnen genieten van de streek. Het
“Ossuaire” of knekelhuis bevat de resten van 130.000 Franse en Duitse militairen
gesneuveld tijdens de slag om Verdun. Aan de achterkant van het gebouw konden we
door kleine raampjes nog een blik werpen op de stapels botten en schedels,
luguber. De Fransen dachten dat zij de Duitsers door de bouw van een grote
Maginot-linie, tegen konden houden, maar helaas, de Duitsers liepen er in 1940
gewoon via België omheen en alle forten waren in feiten voor niets gebouwd. Dat
de Fransen het werk serieus aanpakten konden we in de middaguren bewonderen in
het fort “Hackenberg”. Uitgehouwen in een berg, bestond het uit kilometers lange
gangen die de diverse geschutskoepels met elkaar verbonden. Ondergronds was
alles aanwezig, inclusief munitiefabrieken. Om alles bereikbaar te maken was er
zelfs een complete spoorlijn aangelegd. Hiermee werden we vervoerd naar het
ondergrondse museum waar enorm veel wapentuig opgesteld stond. Tenslotte werd
nog een geschutstoren en koepel beklommen en bekeken, alles in principe nog
functioneel. Als je dat allemaal gezien hebt denk je: “Nooit meer oorlog”, maar
helaas.
Genoeg (van de) oorlog, de vijfde dag werd een mooie dag, letterlijk en
figuurlijk. De stad van de “Art Nouveau”, Nancy, werd bezocht. ’s Morgens was
er, na een kopje koffie op het Stanislasplein, een rondleiding onder leiding van
een paar goede gidsen door de oude binnenstad van Nancy en konden we bezichtigen
wat de hertog Stanislas Leszczynski (1677-1766), uit Polen, had gebouwd. Door
zijn enorme toelage die hij van de Franse koning ontving kon hij het plein en de
omringende paleizen laten bouwen. Een echt bezienswaardigheid en de moeite waard
om nog eens terug te keren. Het middagprogramma viel wat tegen of waren we
verzadigd door alles wat we gezien hadden? De grote bedevaartskerk van de H.
Nicolaas in Nicolas-de-Port was aardig om te zien maar ook niet meer dan dat en
datzelfde gold voor het plaatsje Lunéville, waar tot overmaat van ramp het
museum gesloten was. De kasteeltuin, aangekondigd als: “klein Versailles” mocht
deze naam niet hebben. Interessant was nog wel de fraaie barokkerk en het
“Maison du Traité”, waar in 1801 het Verdrag van Lunéville werd getekend,
waarbij Noord-Limburg bij Frankrijk werd gevoegd.
Noord-Limburg was het eindpunt van de laatste excursiedag. De terugreis werd
onderbroken door een bezoek aan de ijzermijn van Neufchef, in het uiterste
noorden van Frankrijk, met zijn fraaie informatieve mijnmuseum. In deze streek
had men te maken met dezelfde problematiek als Zuid-Limburg toen de kolenmijnen
werden gesloten. Veel werkloosheid en armoede en een bevolking die hele nieuwe
wegen in moest slaan. Voorzien van een heuse mijnwerkershelm togen we de mijn in
onder leiding van een oud-mijnwerker. Hij kon boeiend vertellen over het werk in
deze mijnen en over de mijnwerkers, hun problemen en moeilijkheden. De hele
geschiedenis kwam aan de orde tot de modernisering van de mijnen toe en
tenslotte ook de sluiting ervan. Na de bezichtiging van het museum en na de
uitgebreide lunch, ook in het museum, togen we via de bekende Belgische “Route
du Soleil” op weg, richting Wahlwiller waar in restaurant Infini een prima
einddiner werd geserveerd, ook een van de LGOG tradities.
Blijft tenslotte over om de reiscommissie te bedanken voor het samenstellen van
weer een mooie reis, met veel informatie en veel niet vermoede mooie plekken en
uiteraard ook de reisleiding, in ons geval Régis de la Haye en Manna Majoor-van
Eijndhoven. En als laatste uiteraard onze chauffeur Harrie van busbedrijf
Ghielen uit Beringen. Tevens een oproep aan de leden van onze kring om de
uitdaging eens een keer aan te gaan om in te schrijven voor deze mooie reis.
Volgend jaar staat Engeland, met name Londen, op de rol. Uiteraard onder
voorbehoud.
Centre Pompidou in Metz
De kathedraal van Metz
Het geboortehuis van Jeanne
d’Arc
Verslag: Jan Vissers, juli
2014
|