Lezing:
"De hemel op aarde, de Sint-Lambertuskerk te Horst en haar inventaris."
Gehouden in "De Leste Geulde" op woensdag 18
december 2013
door Drs. Wim Moorman.
Aanleiding voor
de lezing is het verschijnen van het boek "De hemel op aarde", het boek over de
kunstschatten van de Sint Lambertuskerk in Horst. Het was hoog tijd voor zo'n
boek. Er zijn al eerdere publicaties over dit onderwerp geweest, maar nog nooit
zijn de kunstschatten zo uitvoerig gefotografeerd en beschreven als in dit
nieuwe boek. De heer Moorman is de auteur van het werk. Als reden waarom juist
hij werd verzocht het boek te schrijven noemt hij dat hij juist geen specialist
is op het gebied van de kerk en haar kunstschatten. Dat maakte het gemakkelijker
om aan de wensen te voldoen dat het boek voor leken begrijpelijk moest zijn en
en dat het boek een compilatie moest zijn van de kennis die nu anno 2013
beschikbaar is over dit onderwerp.
De Horster kerk kent een lange historie. Volgens archeoloog Jaap Renaud stond er
al in de elfde eeuw een kerk op deze plek. Deze kerk moet ooit door brand
verwoest zijn en daarna weer opgebouwd zijn. Omstreeks 1300 begon de bouw van
een nieuwe en grotere kerk. Deze kerk onderging in de loop van de tijd meerdere
uitbreidingen. Uiteindelijk ontstond er een hallenkerk, een schip met twee
zijbeuken. De kerk had een toren die omstreeks 1400 werd gebouwd. In 1869 vroeg
het kerkbestuur de grote Pierre Cuypers om een ontwerp te maken voor de
uitbreiding van de kerk. Hij tekende een uitbreiding van de noordelijke zijbeuk.
Een wijziging die in de tweede helft van de zestiende eeuw al was aangebracht
aan de zuidelijke zijbeuk. In 1925 wijzigde Caspar Franssen de kerk opnieuw. Hij
maakte de zijbeuken even lang als het middenschip en hij ontwierp een sacristie.
Dit was de finale uitbreiding en in deze vorm heeft de kerk bestaan tot aan haar
verwoesting in 1944.
In het begin van de twintigste eeuw werd de kerk intensief gebruikt. Om dat te
illustreren leest de heer Moorman een stukje uit een boek van Sjang Hoeijmakers
dat treffend illustreert hoe vaak men 's zondags naar de kerk ging. Men weet
vrij precies hoe de kerk er toen uitgezien moet hebben omdat Piet Hoogers de
toenmalige deken Creemers heeft geïnterviewd over de inrichting van de kerk. De
lezing gaat dan verder met een rondleiding door de kerk in de toestand van
omstreeks 1940. Eerst geeft hij een toelichting bij de mogelijke herkomst van de
beelden. Het was in de middeleeuwen gebruikelijk om altaren in de kerk te
stichten. In de late middeleeuwen was er een bloeiperiode van het
verenigingsleven. Overal ontstonden broederschappen, gilden en schutterijen. Die
hadden bijna allemaal hun eigen altaar in de kerk waar ze de heilige vereerden
aan wie ze hun naam ontleenden. Er waren ook nog altaren die door particulieren
waren gesticht. Zo kende de Sint Lambertuskerk in de zestiende eeuw twaalf
altaren. het is aannemelijk dat veel beelden uit de Horster kunstschat ooit een
plaats hebben gehad op deze altaren. Zo zal St. Severus op het altaar van de
wevers, St. Lucia op het altaar van de Sint Luciabroederschap, een godsdienstige
vereniging en mogelijk ook een schutterij. St. Eligius mag gestaan hebben op het
altaar van de smeden en St. Sebastianus op het altaar van de
Sebastianusbroederschap, een schutterij. In de loop van de zestiende eeuw werd
het aantal altaren teruggebracht tot vijf.
Bij de rondleiding door de kerk anno 1940 passeren alle kunstwerken de revue.
Het zestiende-eeuwse wijwatervat uit Namen, de Calvarieberg, de grafzerk van
Johan van Wittenhorst en Josina van Wees. Het twaalfde-eeuwse doopvont uit
Namen. Het beeld van Johannes de Doper van de Meester van Elsloo. Het
zestiende-eeuwse beeld van Antonius Abt en het beeld van Severus. Het
zestiende-eeuwse beeld van Rochus, die altijd wordt uigebeeld als pelgrim. Het
zestiende-eeuwse beeld van de man Job, zittend op een mestvaalt en vol
pestbulten. Het Heilig Hartbeeld uit de negentiende eeuw en het beeld van Sint
Jozef met kind uit de achttiende eeuw. De beelden van Crispinus en Crispinianus,
beide van de Meester van Elsloo. Het negentiende-eeuwse beeld van St. Lambertus.
De preekstoel, die een geschenk is van de parochie aan pastoor-deken Ludovicus
Janssens bij gelegenheid van zijn gouden priesterjubileum in 1916. Vóór de
preekstoel bevindt zich een beeldengroep van de Heilge Familie. Het beeld van
Jacobus de Meerdere of Jacobus maior, van omstreeks 1500. Het negentiende-eeuwse
beeld van Antonius van Padua en het beeld van Cornelius van de hand van de
meester van Elsloo. Het Marianum en de negentiende-eeuwse beelden van Gerardus
Majella en Johannes Nepomucenus. De Pieta van de meester van Elsloo en het
vijftiende-eeuwse beeld van Anna-te-Drieën. Het beeld van Wilgefortis uit het
atelier van de meester van Elsloo. De Gregoriusmis, uniek in Nederland en vol
symboliek, uit de zestiende eeuw. De beelden van Agnes en Catharina van
Alexandrië uit de zestiende eeuw. Het vijftiende-eeuwse beeld van Lucia, het
twintigste-eeuwse beeld van Theresia van Lisieux en een negentiende-eeuwse beeld
van Barbara. Ook de beglazing wordt genoemd. Zij is afkomstig van het atelier
Nicolas in Roermond en stamt uit de tweede helft van de negentiende eeuw.
De kunstschatten werden niet altijd op hun juiste waarde geschat. Zeer lange
tijd zijn de beelden bewaard op de zolder van de pastorie. Het was deken
Creemers die een aanbod kreeg van een Amsterdamse kunsthandelaar van duizend
gulden, alleen voor het beeld van Jacobus Maior. Deken Creemers was de eerste
die de beeldencollectie op zijn waarde wist te schatten en een verkoop van de
beelden tegenhield.
Na de bombardementen van 1944 was er helaas alleen nog maar een ruïne over van
de kerk. Gelukkig zijn de meeste kunstschatten bewaard gebleven. De jonge deken
Debye mocht een nieuwe kerk bouwen. Hij vond de oude kerk weliswaar een waardig
Godshuis maar stelde vast dat deze niet meer aan de eisen van de moderne tijd
voldeed en koos voor nieuwbouw. In 1946 worden 40 kerken bezocht en hierna valt
de keuze op architekt Boosten voor het ontwerp van de nieuwe kerk. Debye stuurt
Boosten 8 velletjes met aanwijzingen voor het ontwerp van de nieuwe kerk maar de
Bisschoppelijke Bouwcommissie keurt de ontwerpen keer op keer af. Na een periode
van enige verwijdering tussen deken Debye en architekt Boosten komt het in 1950
dan toch tot een goedkeuring door de Bisschoppelijke Bouwcommissie. In 1951
overlijdt Boosten nog voordat de bouw van de kerk was begonnen. Even leek het er
op dat de bouw niet door kon gaan. Na veel strubbelingen, onder andere een
financieel conflict met de gemeente over de bouw van de kerktoren, kon dan toch
het nieuwe kerkgebouw in 1953 worden geopend. In 1954 wordt ook de toren
afgebouwd. Hoewel deken Debye nogal wat opmerkingen had over het kerkgebouw
zoals het uiteindelijk was gerealiseerd, was hij toch ook wel heel trots op zijn
kerk. Hij constateert uiteindelijk: "Maar wat is dat alles (zijn opmerkingen)
eigenlijk in zo'n machtig werk".
Verslag: Pieter Jakobs
|