Tweedaagse excursie WOI
29 en 30 september 2012
Tweedaagse excursie naar
streek rondom het Belgische Ieper en het Franse Péronne in het kader van het
thema "Eerste Wereldoorlog".
De wereld werd niet zwaarder toen we stierven.
Wij, geen drie procent.
Wij in onze schalen van modder en bloed
toen de zusters toesnelden om het lekken
van onze gescheurde aders te stelpen.
We schreeuwden niet,
tenzij in onze slaap,
te zwak voor beleefdheid.
Ze wilden ons weer aan het leven hechten,
dokters doopten onze wonden in Latijn.
We zeiden dank u als we konden.
We wilden hen niet kwetsen.
Wij, geen drie procent.
De stilte van zorgende handen,
werktuiglijk, efficiënt.
De zang van de schaar, de snel snel
meanderende litanie van windsels,
de zalving van katoen, toen ze hun vingers
door de kloven stuurden
van ons ontbrekend vlees –
tot iemand riep:
We zijn hem kwijt.
Ze huilden niet.
Er was geen tijd.
De dood onthoudt geen namen.
Wij, geen drie procent.
De aarde werd niet zwaarder toen ze ons ontving.
onze laatste laken rond ons
als een vruchtvlies.
Wees stil, wees stil.
De dood onthoudt geen namen.
Wij, geen drie procent.
Wees stil, of zing
of zoen
ERWIN MORTIER, 2011 [Lijssenthoek triptiek]
Op zaterdag 29
en zondag 30 september 2012 is LGOG Kring Ter Horst met 50 deelnemers op stap
geweest naar de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog. Er werd begonnen met een
bezoek aan "Museum In Flanders Fields" in Ieper. Het In Flanders Fields Museum
brengt het historische verhaal van de Eerste Wereldoorlog in de West-Vlaamse
frontstreek. Het is gevestigd in de heropgebouwde Lakenhallen van Ieper, een
belangrijk symbool van oorlogsleed en van wederopstanding daarna. De volledig
nieuwe permanente tentoonstelling (opening 11 juni 2012) vertelt over de inval
in België en de eerste maanden van de bewegingsoorlog, over de vier jaar
stellingenoorlog in de Westhoek - van het strand van Nieuwpoort tot de Leie in
Armentières -, over het einde van de oorlog én over de voortdurende herdenking
sindsdien.
Op weg naar het Flanders Fields Museum in de Lakenhallen
Uitdelen van de armbandjes waarmee
men toegang krijgt tot het museum
De focus van de
scenografie ligt op de menselijke ervaring en schenkt grote aandacht aan het
hedendaagse landschap als een van de laatste tastbare getuigen van de
oorlogsgeschiedenis. In dat kader is in het museumparcours ook een bezoek aan
het belfort mogelijk, vanwaar uitzicht is over de stad en de omliggende
slagvelden. Honderden authentieke objecten en beelden worden in een vernieuwende
ervaringsgerichte vormgeving gepresenteerd. Levensechte personages en
interactieve opstellingen confronteren de hedendaagse bezoeker met zijn evenmens
in de oorlog een eeuw geleden.
Het museum werkt vanuit veel mogelijke gezichtspunten. Het algemene en
militair-historische is belangrijk, maar evengoed de relatie met het heden, onze
omgang, als mens en als samenleving, met ons verleden en dat van alle andere
betrokken landen. Mensen uit vijf continenten en van meer dan vijftig
verschillende landen en culturen namen deel aan de oorlog in Vlaanderen.
Uitzicht vanaf het belfort op de Menenpoort.
Zicht op de lakenhal met het belfort
In Flanders fields
In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below.
We are the dead. Short days ago
We lived, felt dawn, saw sunset glow
Loved, and were loved, and now we lie
In Flanders fields.
Take up our quarrel with the foe:
To you from failing hands we throw
The torch; be yours to hold it high.
If ye break faith with us who die
We shall not sleep, though poppies grow
In Flanders fields.
In Vlaanderens velden
In Vlaanderens velden bloeien de klaprozen
Tussen de kruisen, rij aan rij
die onze plek aangeven; en in de lucht
vliegen leeuweriken, nog steeds dapper zingend
ook al hoor je ze nauwelijks te midden van het kanongebulder
aan de grond.
Wij zijn de doden. Enkele dagen geleden
leefden we nog, voelden de dauw, zagen de zon ondergaan
beminden en werden bemind en nu liggen we
in Vlaanderens velden
Neem ons gevecht met de vijand weer op:
Tot u gooien wij, met falende hand
de toorts; aan u om haar hoog te houden
Als gij breekt met ons die sterven
zullen wij niet slapen, ook al bloeien de klaprozen
in Vlaanderens velden.
Na de lunch gingen we in de voetsporen van John Gamble. Bij de kleine groep
Britse beroepssoldaten en reservisten voegden zich meer dan twee miljoen
vrijwilligers. Die meldden zich in het enthousiasme van de eerste
oorlogsmaanden, en vooral omdat hun makkers van de wijk, het dorp, de fabriek,
de school of de sportclub dat ook deden. Eens in het leger werd een nieuwe band
van kameraadschap gesmeed, de band van in diezelfde eenheid en onder hetzelfde
gevaar te hebben gediend. Miljoenen soldaten werden voor de rest van hun leven
door deze kameraadschap gebonden. De wereld was voor hen voortaan verdeeld in
tweeën: zij die het hadden meegemaakt en de anderen. John Gamble uit Derbyshire
liet in september de school staan om naar het avontuur te gaan. Als student kon
hij meteen een opleiding als officier volgen. Het zou nog wel een jaar duren
voor hij aan het front kwam. En daar verveelde en verbeet hij zich in de ellende
van de eindeloze loopgravenoorlog.
Kennismaking met onze gids Dries
Onze gids vertelde op inlevende en ingetogen wijze over de belevenissen van
Gamble: "We zijn in de loopgraven voor een hele week en hopen zondag te worden
afgelost. Ik schrijf 'loopgraven' maar eigenlijk is het niet veel meer dan een
borstwering. Allesbehalve stevig, en alle tijd die beschikbaar is, spenderen we
aan het herstellen en versterken ervan. Vorige nacht heeft het geregend, wat
onze stellingen deze morgen in echte loopgrachten heeft veranderd, letterlijk.
Tot over de rand zakken onze schoenen in de modder." De briefwisseling van John
leidde ons van de ene plaats naar de andere.
Verschillende kerkhoven waar aan de
hand van de gevallen kameraden van John het verhaal uit zijn brieven tastbaar
wordt
Op het kerkhof bij het bezoekerscentrum Lijssenthoek vertolkte onze gids, bij
het graf van John Gamble, het lied I'm going to take the train for home (Herbert
Ingraham, 1910) met de volgende tekst:
Good-bye big town, I'm all run down,
So I'm goin' away from here
Dashing Billy, painted Lilly,
we'll not meet a-gain I fear
I will pack and travel back where
I first saw the light of day
Sweetheart mine of auld lang syne,
I've learned to love your country way
I am going home tomorrow,
Home sounds good to me
I am tired of the city
Home I long to see
I'll be mother's guest there
I'll have peace and rest there
I'm goin' to take the train for
Home, sweet Home
Will they meet me, will they greet me,
on the evening train I'll be
Will their faces show some traces,
of the love they had for me?
Will that someone, will that loved one,
be there with a welcome smile?
If love still lives and love forgives,
I'll change my clothes to country style
Aangekomen bij het graf van John
I'm going to take the train for home
Het graf van John Walcot Gamble
Na een koffiepauze in Poperinge gingen we naar het hotel in Lille. De kamers
werden betrokken en hierna werd aan het diner begonnen. Na het diner was een
filmvoorstelling georganiseerd, Joyeux Noël. Het is een film uit 2005 die als
thema de (waargebeurde) Kerstwapenstilstand van 1914 heeft. In de film kijkt men
door de ogen van Duitse, Franse en Schotse soldaten. De film was tijdens de
78ste Oscaruitreiking genomineerd voor beste buitenlandse film. De Eerste
Wereldoorlog woedt volop en maakt een eind aan het leven van talloze jonge
mannen. Wanneer de Kerst aanbreekt, gebeurt er echter iets volkomen onverwachts.
Die nacht worden de levens gevolgd van vier personen: een anglicaanse priester,
een Franse luitenant, een tenor en zijn zingende geliefde en een sopraan. In die
nacht gebeurt het ondenkbare, wanneer soldaten de wapens neerleggen en elkaar
benaderen om Kerst te vieren.
Koffie in Poperinge....
En het diner in Lille.
Na een uitstekende nacht en een prima ontbijt ging de tocht verder naar het
Historial de la Grande Guerre in Péronne. De indeling van het museum in de vijf
zalen illustreren het leven aan het front en daarachter. De wapens en de
militaire uitrustingen staan in het midden van de zalen en laten het leed zien
dat alle strijders hebben ondervonden; de burgers, allemaal "gemobiliseerd" door
de oorlog, worden in drie delen aan de zijkanten belicht: een deel gewijd aan
Duitsland, een aan Frankrijk en een aan het Verenigd Koninkrijk. In 2012 is het
80 jaar geleden dat het Mémorial de Thiepval werd ingehuldigd en is het 20 jaar
geleden dat het Historial de la Grande Guerre van Péronne werd geopend. Meer dan
72 000 Britse en Zuid-Afrikaanse soldaten zijn omgekomen in deze streek – de
Somme – tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het Mémorial de Thiepval herinnert aan
de "Missing of the Somme". De tijdelijke tentoonstelling in Péronne presenteert
182 "Missing" en buigt zich over het belang van de herinnering aan de Britten in
het departement Somme.
Historial de la Grande Guerre in
Péronne
Om twaalf uur werd de bus genomen en ging de tocht verder naar Lochnagar Krater
in La Boisselle. Onder een stralende zon gingen we naar de krater, genietend van
een lunch die werd aangeboden: Frans stokbrood met ham. Een appeltje voor de
dorst, een drankje naar eigen keuze en een zakje chips.
De Britten namen het Sommegebied van de Fransen over tijdens de maanden juli en
augustus 1915. Op 24 juli verhuisde "174 Tunnelling Company" naar het
Somme-front en vestigde het hoofdkwartier in Bray; daarbij werden ongeveer 66
schachten overgenomen bij Carnoy, Fricourt, Maricourt en La Boisselle.
Voorafgaand aan de overname was La Boisselle het toneel geweest van veel
mijnbouw en ondergrondse gevechten. Het niemandsland net ten zuidwesten van La
Boisselle was zeer smal, op een gegeven moment niet meer dan ongeveer 50 meter
en er waren veel krijtkraters. De Franse en Duitse troepen deden voortdurend aan
ondertunneling en het gebied werd bekend als de Glory Hole. Niets veranderde er
toen de Britten het overnamen. De ondergrondse oorlog werd voortgezet met
ontwerpen om vijandelijk sterke punten evenals vijandelijke tunnels te
vernietigen. De diepte van de tunnels varieerde van 10 meter tot 36 meter. Rond
La Boisselle hadden de Duitsers defensieve dwarse tunnels gegraven op een diepte
van ongeveer 25 meter, parallel aan de frontlinie.
Voor de aanval op 1 juli 1916 werden twee grote mijnen gepland, een ten noorden
van La Boisselle (Y-Sap) en een naar het zuiden (Lochnagar). Beide werden
"overladen" wat betekent dat meer explosief werd gebruikt dan nodig was. De
tunnel voor de Y-Sap-mijn begon in de Britse frontlinie in de buurt van de weg
van het stadje Albert naar Bapaume, maar door de Duitse ondergrondse verdediging
kon niet in een rechte lijn worden gegraven. Er werd ongeveer 450 meter gegraven
in niemandsland voordat het ongeveer 500 meter naar rechts ging. Zo'n 18 kilo
ammonal (hoog explosief) werd geplaatst in de kamer onder de vertakking.
De bouw van de tunnel voor Lochnagar werd gestart op 11 november 1915; de
schacht werd in het communicatieloopgraaf gemaakt en werd "Lochnagar Street"
genoemd. Het was waarschijnlijk de eerste diepe schachthelling, wat betekent dat
het niet verticaal was, maar schuin naar beneden met een helling, tot een diepte
van ongeveer 30 meter. Het was zo'n 90 meter achter het Britse front begonnen en
275 meter van de Duitse frontlinie. In de Lochnagar schuine schacht werd, op
ongeveer 15 meter onder het maaiveld, een galerie gedreven naar het Duitse
sterke punt met de naam "Schwaben Höhe". De uiteindelijke diepte van de
explosievenkamers was ongeveer 16 meter. Omdat de tunnelbouwers dichterbij de
Duitse lijn kwam, werd vooruitgang vertraagd als gevolg van de noodzaak om zo
stil mogelijk te zijn tijdens het werk. Pikhouwelen konden niet worden gebruikt
en daarom werden brokken krijt met een bajonet uitgehouwen, zonder de grond te
raken. Mijnwerkers werkten zonder laarzen, liepen op zandzakken, en praten werd
beperkt tot een gefluister. Zij konden de Duitsers horen, die onder hen werkten
in een dwarsgelegen tunnel. Kapitein James Young drukte op de zuiger op 07h28
(lokale tijd), de gecombineerde twee bommen vormden een enorme krater. De kracht
van de explosie zorgde voor een diameter van 137 meter, vernietigde 110 tot 130
meter van de Duitse lijn. Hoeveel mensen gedood werden is onbekend; er wordt
echter gezegd dat het 9 officieren en 315 mannen betrof.
De krater die nu overblijft en die wij bezocht hebben, heeft een dwarsdoorsnede
van ongeveer 110 meter en is 21 meter diep vanaf de bovenkant. De Lochnagar
krater is de grootste door de mens gemaakte krater.
De Lochnagar krater
Hierna ging de reis verder naar Thiepval. In 1916 was de heuvel van Thiepval,
het dorp zelf en het inmiddels niet meer bestaande kasteel, met Hamel één van de
pijlers van de Duitse verdediging op het noordelijke deel van de Britse sector.
Deze natuurlijke vesting werd beschermd door de moerassen van de Ancre en door
vele en zeer diepe gronden. Het was, op 1 juli, een van de belangrijkste
theaters van de ramp voor de Britse linker vleugel: Groot-Brittannië leed hier
de grootste tragedie in haar geschiedenis (20 000 doden). De gevechten voor de
inname van Thiepval begonnen op 1 juli en eindigden in september 1916.
De 36e Ierse Divisie, waarvan het operationele gebied zich uitstrekte van de
rand van het bos van Thiepval tot het dorp Hamel, was de enige eenheid die zijn
doel bereikt had op 1 juli. Maar de Ieren werden gevangen in het midden van het
rollend spervuur van artillerie van Britse en Duitse machinegeweren. Na het
verlies van meer dan 5500 mensen in een paar uur, moest de divisie de volgende
dag geëvacueerd worden.
De Britse regering besloot om het grote Thiepval Memorial Somme op te richten.
Ontworpen door architect Sir Edwin Lutyens onderscheidt het gedenkteken zich
door zijn omvang en monumentaliteit. De "boog van de herinnering" met een hoogte
van 45 meter rust op zestien pijlers. Het herdenkt de 73.367 Britten die vielen
tussen juli 1915 en maart 1918 en die niet begraven konden worden. Lijsten van
namen werden gegraveerd op de witte Portland steen en worden bekroond door
lauwerkransen met de namen van de strijdplaatsen in de Somme. Het monument
brengt ook hulde aan de Franse en Britse legers en de gevechten die ze samen
voerden. Onder het monument, met uitzicht op de vallei, liggen op de
Frans-Britse begraafplaats 300 Britse en 300 Franse graven van onbekende
soldaten om het equivalent van twee naties te illustreren.
Thiepval Memorial Somme
Klein fragment van de witte tableaus
van het Thiepval Memorial
Gelukkig scheen de zon nog volop. Zodat was de wandeling die we maakten op het
terrein van Beaumont-Hamel ook heel goed te doen. Van de vijf monumenten in
Frankrijk en België die opgericht zijn als eerbetoon aan de heldendaden van het
1ste Bataljon van het Canadese Newfoundland Regiment, is dat van Beaumont-Hamel
het grootste met z'n dertig hectare grote terrein. Deze plaats herdenkt alle
Newfoundlanders die hebben deelgenomen aan de Eerste Wereldoorlog, vooral van
hen die geen bekend graf hebben. Op een heuvel, omgeven door stenen en struiken
afkomstig uit Newfoundland, staat een trotse bronzen kariboe, het symbool van
het Newfoundland Regiment. Gebouwd in de buurt waar de generale staf van de 88e
Brigade zetelde – die het 1ste Bataljon van het Newfoundland Regiment had
opgenomen – heeft de kariboe uitzicht op de oude vijandelijke posities en op de
loopgraven en de grond die het bataljon overstak op 1 juli 1916. Op drie bronzen
plaquettes aan de voet van de heuvel staan de namen van 820 leden van het
Koninklijk Newfoundland Regiment, de Newfoundlander Royal Naval Reserve en van
de Koopvaardij die hun leven gaven tijdens de Eerste Wereldoorlog en die geen
bekend graf hebben. Overigens zijn sindsdien een aantal van hen inmiddels
gevonden en begraven op begraafplaatsen van de Commonwealth War Graves
Commission.
Na het bezoek aan dit monument ging de bus weer richting Nederland. Moe maar
voldaan keerde de hele groep gezond en wel terug tegen de afgesproken tijd van
acht uur in de avond.
Enkele impressies van het terrein
van Beaumont-Hamel
Verslag: Marcel van den Munckhof
|