Lezing: "Via Belgica en Via Mosae"
Gehouden in "De Leste Geulde"
op woensdag 6 april door mevrouw lic. M. Janssens en de heer drs. M. Dolmans.
Deze lezing werd samen met de Heemkundekring Sevenum gehouden
Deze avond worden twee lezingen
verzorgd namens de besturen van het LGOG Kring Ter Horst. Inleiders zijn mevr.
Lic. M. Janssens en de heer drs. M. Dolmans.
Mevr. Janssens is namens RAAP Archeologisch Adviesbureau bezig met onderzoek
naar twee belangrijke Romeinse wegen in Limburg: de Via Belgica en de Via Mosa.
Het onderzoek is geïnitieerd door de Provincie Limburg, die beide wegen wil
betrekken in toerisme en recreatie. Op basis van antieke verslagen en
archeologisch onderzoek probeert mevr. Janssens een belangrijke weg in Limburg
op de westoever van de Maas, de Via Mosa, op te sporen en het verloop te
bepalen. Een eerdere studie naar een andere belangrijke Romeinse weg door
Limburg, de Via Belgica, is enkele jaren geleden reeds verricht.
De oudst bekende wegen in Limburg dateren uit de Prehistorie en zijn niet
daadwerkelijk aangelegd, maar eerder historisch gegroeid. Na de inlijving van
het gebied in het Romeinse Rijk maakte het deel uit van de Romeinse provincie
Germania Inferior. In dat kader kwam de uitbreiding en aanleg van nieuwe
infrastructuur goed op gang onder keizer Claudius (ca. 40-50 na Chr.). De Via
Belgica is een belangrijke weg in het Romeinse Rijk die de thuishaven van de
Romeinse vloot aan de Atlantische Zee verbond –via de steden Tongeren en
Heerlen- met de hoofdstad van de provincie waar Zuid-Nederland toe behoorde:
Keulen. De weg diende vooral voor snel en efficiënt troepentransport in deze
woelige periode van het Romeinse Rijk, waarin militaire expeditie naar het vrije
(lees: opstandige) Germanië werden uitgevoerd. Ook werd de weg als postbaan
gebruikt. Enkele belangrijke kenmerken van deze weg zijn haar rechte karakter,
bolle grindlichaam van 5-10 m breed en ontwateringsgreppels aan beide zijden.
Een belangrijke bron bij onderzoek naar Romeinse weg is de Tabula Peuteringiana:
een kaart uit de 12e of 13e eeuw, die een kopie is van een Romeinse wegenkaart
uit de Laat Romeinse tijd (4e eeuw). Daarop staan schematisch plaatsnamen,
wachttorens, steden, volksstammen en andere belangrijke zaken aangegeven.
Probleem is dat de kaart een sterk vertekend beeld geeft van de dan bekende
wereld en er door het kopiëren fouten in zijn geslopen, waardoor volop discussie
ontstaat.
De Via Belgica is onlangs door mevr. Janssens onderzocht in Voerendaal en
Heerlen. In Heerlen kon de weg samen met een stadse woning worden opgetekend. De
Romeinse woning is sterk aangetast door latere bewoning, maar de kelder was goed
bewaard. Deze was van natuursteen gemetseld, had een gat in één van de muren
voor een houten trap en een luchtgat/venster, wat voor ventilatie zorgde. Ook
was er een stookruimte met hypocaustsysteem, waarmee de woning middels een soort
CV-verwarming met verhitte lucht in de spouwmuren en vloeren kon worden
verwarmd.
De Via Mosa is een aftakking van de Via Belgica. Die leidde van Tongeren via
Maastricht op de westoever van de Maas naar Cuijck, waar met een brug de Maas
over kon worden gestoken. Van daaruit ging de weg verder naar het legerkamp in
Nijmegen. Het onderzoek van mevr. Janssens beperkt zich tot het Limburgse
gebied. Het was de opzet om de weg in kaart te brengen middels een
inventarisatie van bekend e archeologische meldingen en historisch bekende
waarnemingen. Dit viel echter aardig tegen, met name in Noord-Limburg.
Uiteindelijk bleken in heel Limburg slechts 7 waarnemingen van de weg bruikbaar,
op een lengte van 85 km. Bovendien is er een groot, leeg gebied tussen Blerick
en Sambeek met waarnemingen van de weg. Grote vraag is waardoor dit komt: Is de
weg afgegraven voor grindwinning in het verleden? Was de weg überhaupt wel
verhard met een grinddek? Was de Maas als rivier niet een veel belangrijkere
route dan de naastgelegen (veld-) weg?
Een historische melding rept over het verloop van de Via Mosa dwars door Blerick
en via Raaieind naar het Reuveld (Grubbenvorst) en van daaruit verder naar het
noorden. Echter, de 19e eeuwse onderzoeker ritmeester Ort uit al zijn twijfels
over deze route en oppert dat er misschien een alternatieve Romeinse route is
die de Meerlose Baan volgt. Uit een recente waarneming in Raaieind bleek dat de
Romeinse weg die hier is ontdekt, niet uit een grindpakket bestond en eveneens
de anders zo typerende bermgreppels ontbraken hier. Conclusie van het onderzoek
is dat de Via Mosa zich moeilijk laat pakken en dat nader onderzoek naar de weg
noodzakelijk is als men daarin wil slagen. Daarbij is een inkadering in het
Romeinse cultuurlandschap noodzakelijk, zodat een aantal routes van de weg nader
kan worden bepaald en de veldwerkstrategie snel en efficiënt kan worden
uitgevoerd en -hopelijk- resultaat oplevert.
Na de pauze het woord aan dhr. Dolmans, die het publiek verwelkomt met een
versnapering van noten in XX saus volgens Romeins recept. De heer Dolmans begint
zijn lezing nogal bruut: toen Caesar voor het eerst voet zette in onze streken
woonden er vermoedelijk 3 miljoen mensen. Hij richtte een ware genocide aan,
want 8 jaar later waren er door zijn toedoen nog 1 miljoen over. Een derde was
vermoord en het andere derde deel was als slaaf weggevoerd. Na enige jaren van
“leegte” trokken Germaanse stammen oostelijk van de Rijn het gebied binnen. De
heer Dolmans betoogt verder dat er zowel oostelijk als westelijk van de Maas
wegen bekend zijn. Naast de eerder beschreven weg was er een heerbaan die de
belangrijkste bestuurscentra in Germania Inferior met elkaar verbond; deze weg
leidde vanuit Aken via Heerlen naar Xanten. Volgens dhr. Dolmans was er niet één
weg langs de Maas, maar waren het er twee, waardoor deze route niet de Via Mosa
maar de Viae Mosa zou moeten heten (copyright. M. Dolmans). De weg op de
westoever van de Maas was minstens tot in de 4e eeuw in gebruik en is ook
vernieuwd in deze periode.
Grote vraag voor de stad Venlo is niet of, maar wat voor soort Maasovergang er
in de Romeinse tijd tussen Blerick en Venlo was. Er is in de zomer van 2009
namelijk een klassieke Romeinse heerbaan in Raaiweide, tussen de voormalige
kazerne en de Maas in, aangetroffen. Die weg was ongeveer 6 m breed en bestond
uit een ca. 40 cm dik grindpakket en had aan beide zijden een bermgreppel. De
weg liep echter niet parallel aan, maar haaks op de Maas. In het Romeinse
wegdorp Venlo was, juist in het verlengde van de weg, een archeologisch lege
baan van eveneens ca. 6 m breed aangetroffen, waarvan men mag veronderstellen
dat dit ook een weg betreft. In de Maas is lange tijd een doorwaadbare plaats
geweest en onlangs uitgevoerd radaronderzoek in de Maas leverde enkele plekken
op die als brugpeilers in aanmerking komen. Eén van die plekken bleek echter een
auto te zijn. Een spoor van de bende van Venlo? In elk geval was het type auto
niet te bepalen. Naast deze anomalie was er echter ook een punt –eveneens in de
lijn met de weg- dat mogelijk een concentratie van grote natuurstenen (50x50x50
cm, mogelijk van basalt) die met loden krammen waren vastgezet. Dit is erg
hoopgevend, want de peilers van de Romeinse brug blijken na duikonderzoek uit
vrijwel dezelfde stenen te zijn gemaakt. Op de opvallende plekken wordt in april
nader duikonderzoek verricht, waarmee archeologen vurig hopen een Romeinse brug
in Venlo aan te tonen. Ook toekomstig onderzoek op het kazerneterrein is
hooggespannen: hier ligt in elk geval een fort uit de Spaanse tijd (1642) en
mogelijk is dit de plek van het eveneens schier ongrijpbare Blariacum: de
Romeinse voorganger van Blerick, dat op de Tabula Peuteringiana is afgebeeld.
Het kan echter niet worden uitgesloten dat Blariacum niet meer was dan een
wachtpost, vergelijkbaar met een huidige marechausseepost. Hier stond een
wachttoren, mogelijk een herberg en ene plek waar men paarden kon wisselen. Na
deze analyse durft dhr. Dolmans de stelling aan dat in Roermond
hoogstwaarschijnlijk (ook) een Romeinse brug heeft gelegen. Hij leidt dat af aan
een unieke vondst die hier is gedaan: een koperen houder van een vaandel van het
Romeinse leger, waarvan er slechts enkele in de hele wereld van bekend zijn.
Blijkbaar hechtte de Romeinen aan Roermond militair belang.
Hoewel er twee wegen langs de Maas waren, zal de bulk van het transport over het
water hebben plaatsgevonden via platbodems die tot 10 ton (!) konden vervoeren.
Typisch voor Zuid-Limburg, en in mindere mate voor het Maasdal, is het voorkomen
van villae. Dit zijn geen bestuurscentra, maar grote herenboerderijen waar de
rijke landeigenaren vaak in een hoofdgebouw van steen wonen, naast de diverse
opslagschuren, barakken voor slaven of seizoensarbeiders, etc. Vooral met de
oogsten van de vruchtbare lössbodems werden de graanschuren van het Romeinse
Rijk gevuld en kon men het volk gerust houden (‘brood en spelen’ luidt de
Romeinse uitdrukking). Naast de productie van graan werd er ook (geiten) kaas
geproduceerd en was er een duidelijke toename en uitbreiding van de veestapel.
Vaak waren ex-militairen de heren van een villa; de weinige boeren waren vrij
eenvoudige, kleinschalige keuterboertjes. Dit blijkt uit opgravingen van villae,
waar men resten van muurschilderingen en fresco’s heeft gevonden. Ook de bekende
askist van Simpelveld geeft een beeld van hoe de inheems elite zich graag zag:
volledig geromaniseerd, opgenomen in het Romeinse Rijk en zoveel mogelijk levend
volgens de elite in Rome. Daarbij hoorde een luxueuze levensstijl met rijke
kleding, fraai meubilair, metalen kruiken, vazen, olielampjesamforen, etc. In
dit kader is een opvallende Romeinse vondst in het gebied van de Hoogwatergeul
bij Lomm gedaan: een pootje van en Romeins klapmes, dat dezelfde versiering (een
gestileerde leeuwenkop) heeft als een houten tafeltje uit militaire context uit
XX. Het blijft echter onzeker hoe de Romeinen, rijk of arm, vanuit Venlo en
Blerick naar Cuyck zijn gegaan: via de Via Mosa(e) of dat zij die andere weg
hebben genomen, waarvan al meer dan 100 jaar wordt beweerd dat die van oorsprong
Romeins is, de Meerlose Baan…
Proeverij van Romeinse versnaperingen
Verslag: Xavier van Dijk
|