Eendaagse excursie naar
Aarschot
9 april 2011
In alle vroegte, om half acht,
vertrok een gezelschap van 43 personen op weg naar de Belgische stad Aarschot.
Langzaam kwam de zon tevoorschijn achter de wolken. De tocht ging voorspoedig:
rond tien over negen waren we al in het stadje in het Hageland. Helaas waren er
echter zoveel omleidingen – de Grote Markt van de stad wordt verbouwd en
tegelijkertijd worden nog andere bouwwerkzaamheden meegenomen – dat het vinden
van de gids op de afgesproken plaats moeilijk was. Uiteindelijk, na
verschillende omwegen en over steile hellingen en door smalle straatjes, kwamen
we precies om half tien uit bij onze gids, Marc Dillen.
We gingen met de gids eerst een korte tocht door het Hageland maken. We wilden
immers het kasteel van Horst zien. De oudste bekende heren van Horst zijn Jan
van Horst en zijn zoon Arnold (13e eeuw). Jan van Horst behoort samen met zijn
zonen Arnold en Adam van Landwijk tot de familie Van Thunen. Later, toen ze zich
definitief in Horst vestigden, ging de familie zich "van Horst" noemen.
Aan het eind van de 15e eeuw werden ook de vierkante donjon, de aula en de
camera gebouwd, die nu nog altijd bestaan. In de 17e eeuw werden de twee
westelijke vleugels met dienstvertrekken beneden en pronkzalen boven bijgebouwd
door Olivier van Schoonhoven. In die tijd werd ook de kapel toegevoegd.
Maria-Anne van den Tympel, de laatste kasteelvrouwe, liet in 1655 de
stucplafonds in de grote zalen van de westelijke vleugel aanbrengen.
Het kasteel van Horst is goed bewaard en is gelegen aan een prachtige vijver.
Helaas was de binnenkant van het kasteel niet te bezoeken vanwege verhuring aan
derden. Het kasteel van Horst is de thuishaven van de stripfiguur De Rode Ridder
van Willy Vandersteen.
Via andere plaatsen reden we uiteindelijk terug naar Aarschot. Tijd voor koffie
met een royale punt gebak. Dat werd genoten in de uitspanning De Zwaan.
Vervolgens een wandeling onder een inmiddels stralende zon naar de
Onze-Lieve-Vrouwekerk. Dit imposante gotische gebouw werd opgetrokken tussen
1337 en 1450. De toren is 85 meter hoog en bestaat net zoals de rest van de kerk
uit drie steensoorten: ijzerzandsteen uit de plaatselijke steengroeven, witte
kalksteen van Gobertingen en baksteen. De afwisselende ijzerzandsteen en witte
kalksteen worden speklagen genoemd.
In 1462 stichtte Antoon van Croy een kapittel (college) van dertien kanunniken.
Niet veel later veroverde Albrecht van Saksen het opstandige Aarschot en brandde
het plat. Het volledige kerkinterieur ging in vlammen op. De herinrichting van
het interieur met prachtige laatgotische kunstwerken was het werk van rijke
kanunniken, welvarende burgers en leden van het huis van Croy. Vooral Willem van
Croy, heer van Chièvres en leermeester van de jonge Karel V, zorgde voor de
nodige luister. Na zijn plotse en verdachte overlijden werd deze Willem van Croy
tijdelijk op het koor begraven. Keizer Karel V was op de plechtige
uitvaartdienst aanwezig.
De beruchte beeldenstorm van 1566 had Aarschot onberoerd gelaten, maar 1578 werd
het grote rampjaar met herhaaldelijke plunderingen door Spaanse en opstandige
huurlegers. Vooral in de kerk gingen de protestantse huurlingen als wilden te
keer: kunstvoorwerpen werden geroofd, altaren vernield, beelden verbrand en al
de klokken van de beiaard uit de toren geworpen. Zelfs het miraculeuze
Mariabeeld was vernield. De bedevaarders die vroeger in dichte drommen met rijke
offergaven het Aarschotse genadebeeld van Maria kwamen aanroepen, trokken naar
het nieuwe bedevaartsoord Scherpenheuvel.
Midden 17de eeuw was er weer geld om het interieur van de kerk met nieuwe
altaren en meubilair in te kleden. De uitbundige barak maakte zich
triomfantelijk meester van het interieur. In de loop van de volgende eeuwen werd
een deel van het meubilair vernieuwd.
Tijdens de twee grote oorlogen kreeg de kerk het zwaar te verduren. Ze onderging
een laatste grote renovatie van 1970 tot 1987.
De tocht werd vervolgd naar het begijnhof. Al vanaf midden 13de eeuw was er
sprake van een groep vrome vrouwen, begijnen, in Aarschot. Ze woonden in de
schaduw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. In de 15de en 16de eeuw had het begijnhof
heel wat te lijden onder de militaire bezettingen en oorlogen. Het werd
geplunderd en in brand gestoken. De eerste begijntjes keerden in 1609 vanuit
Leuven terug. De gebouwen werden toen in verschillende fasen weer opgebouwd en
in 1763 voltooid. Uit die tijd werd slechts één vleugel bewaard. Deze werd
geklasseerd en volledig gerestaureerd. Al de andere gebouwen zijn verdwenen of
vernieuwd. Het heropgebouwde begijnhof maakt nu deel uit van het woonzorgcentrum
St. Rochus.
Vlakbij lag 's Hertogenmolens. Vroeger stonden er verscheidene molens aan de
voormalige Waterpoort in de Lei, waar de Demer Aarschot binnen vloeide. Bij het
begin van de 16de eeuw liet Willem de Croy de molens verplaatsen en tot een
geheel samenvoegen achter het begijnhof aan het uiteinde van de stadswallen. Op
deze plaats kregen de nieuwe ’s Hertogenmolens of Grote Molens een economische,
hydrografische en militaire functie. Het malen van graan en het heffen van tol
waren belangrijke bronnen van inkomsten. Door de ligging van de molens, dwars
over de Demer, konden ze bovendien ingeschakeld worden bij de verdediging van de
stad. Het was voldoende de sluis volledig te sluiten om de stad stroomopwaarts
onder water te laten lopen.
’s Hertogenmolens met succes gerestaureerd Aarschots topmonument van de
ondergang gered
Na 8 jaar intensieve voorbereiding is de stad Aarschot in samenwerking met
private partners erin geslaagd om het belangrijkste industrieel monument van
Vlaanderen weer te laten stralen in al zijn glorie.
De site van ‘s Hertogenmolens is een stoer getuigenis van het sociale,
economische, militaire en bouwkundige verleden van de stad Aarschot. Maar ze
vertelt ook het verhaal van de handelsgemeenschap die aan de Demer tot
ontwikkeling en bloei kwam. Bovendien is deze site uniek door haar volledige
overbouwing van de kunstmatige Demerarm met bijhorende sluisconstructie.
Na een lunch die door iedereen op eigen gelegenheid gebruikte, ging de tocht
verder onder leiding van onze gids naar "Het Gasthuis". Tijdens de 12de en 13de
eeuw kende Aarschot een onrustige tijd. De stad werd zwaar op de proef gesteld
door allerlei besmettelijke ziektes en rampen als hongersnood, overstromingen en
brand. Tijdens deze periode werd het Aarschotse gasthuis opgericht. De
verzorging in het hospitaal werd door de Zwartzusters uitgevoerd.
In de 15de en 16de eeuw had het gasthuis, net al heel Aarschot, te lijden onder
militaire bezettingen en oorlogen. Aarschot werd een grote puinhoop. Het
gasthuis werd opnieuw opgestart midden 17de eeuw onder leiding van de
grauwzusters. In 1840 werd het burgerlijke gasthuis gebouwd, de oude kapel uit
1706 werd vervangen door een neogotische kapel. Na de restauratie- en
moderniseringswerken (1965) werd er een moederhuis en een dienst voor langdurig
zieken gebouwd.
Het voormalige gasthuis werd omgevormd tot het Cultureel Centrum Het Gasthuis.
Het moederhuis huisvest nu een prachtig museum en de dienst voor toerisme. De
bibliotheek kreeg een plaats in het gebouw voor langdurig zieken. Het Stedelijk
museum werd eerst bezocht. Dit is geen museum met enkel vitrines. De voorwerpen
komen tot leven, ze zijn echt “in scène gezet”. Met beeld en geluid. Je stapt in
een tafereel uit de eerste wereldoorlog, je hoort marktzanger Rik Viool aan het
woord.
Aarschot is herhaaldelijk getroffen door oorlogsgeweld. Vooral de pijnlijke
herinneringen aan de Eerste en de Tweede Wereldoorlog blijven leven in vele
Aarschotse families. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog werden ongeveer
171 Aarschottenaren gefusilleerd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg de stad
zwaar te lijden onder de Duitse en geallieerde bombardementen. Enkele
historische gebouwen verdwenen voor altijd uit het stadsbeeld.
Tenslotte werd nog een bezoek gebracht aan de voormalige kapel van het Gasthuis.
De neogotische kapel werd er bewonderd. Hierna werd afscheid genomen van de gids
en had ieder nog de gelegenheid om in het heerlijke zonnetje een glaasje te
drinken, ten afscheid van een fraaie dag, vol met kleine historische
hoogtepunten. Een geweldige gids die ons uitgebreid en boeiend vertelde over de
geschiedenis en de kunst van zijn Aarschot.
De terugtocht verliep ook uitstekend. Na een dankwoord door de voorzitter aan de
chauffeur, Roland van Helden die ons over soms erg smalle wegen toch steeds
veilig overal heeft gebracht, werd rond twintig over zeven afscheid genomen bij
het vertrekpunt, waar we twaalf uur eerder dus de reis aanvaard hadden.
Kapelletje in het Hageland
Koffie en "taart" (voor ons: vlaai) in Brasserie "De
Zwaan" in Aarschot
Onze-Lieve-Vrouwekerk
Onze geweldige gids Marc Dillen die
ons de hele dag begeleid heeft
De Cantorij
Het Begijnhof
De 's Hertogenmolens over de Demer
Sint-Elisabethgasthuis (nu CC Het
Gasthuis)
|