Jaarvergadering
lezing:
"Geschiedenis van Grubbenvorst en Lottum"
door de heer S. Voesten
Gehouden
op
woensdag 12 maart 2008
in zaal "De Sport" Horst
In deze jaarvergadering namen we
afscheid van ons bestuurslid mevrouw Marlies Huijs-Oostveen
mevr. Tineke Geurts van museum
“De Kantfabriek" informeert over de stand van zaken in het museum en doet
een oproep aan vrijwilligers om zich te melden
De heer Verheijen geeft een
toelichting op de aanvulling van de lijst "Dorpseigene" waarin de te
behouden panden in Horst zijn opgenomen.
Lezing door de heer S. Voesten
Verslag van de lezing
Het landschap van Grubbenvorst en Lottum was lange tijd grotendeels bepalend
voor de gebruiksmogelijkheden vin het verleden. In de voorlaatste ijstijd
hebben de voorlopers van de huidige Maas en Rijn hier dikke pakketten zand
en grind afgezet. De voorlopers van deze rivieren waren toen snelstromende
rivieren met een breed rivierdal en veel ondiepe geulen en zandbanken. Op
het einde van deze periode splitsten de Maas en Rijn zich, onder invloed van
het oprukkende landijs, dat zich vanuit Scandinavië in zuidelijke richting
uitbreidde tot bij Mook. Onder tectonische invloed verschoof de Maas van de
hogergelegen Peelhorst naar de lagergelegen Centrale Slenk. In de laatste
ijstijd, die zo’n 100.000 jaar geleden begon en 10.000 jaar geleden
eindigde, sneed de Maas hier een breed dal in uit en door herhaalde
insnijdingen onder invloed van het klimaat, ontstonden verschillende
terrastreden. In het Maasdal is het landschap behoorlijk glooiend en wordt
daar nog versterkt door de steilranden van het Maasdal, zoals bijvoorbeeld
bij het Gebroken Slot goed zichtbaar is.
Tot ongeveer 200 jaar geleden bestond het gebied van Grubbenvorst en Lottum
grotendeels uit woeste gronden met heide en enkele bosschages. In
Grubbenvorst lag de bebouwing als een lint langs de steilrand. Tegenwoordig
is deze oorspronkelijke bebouwing op veel plaatsen aangetast door
grootschalige ontwikkelingen. Dit vond met name plaats na 1850 in het kader
van de industrialisatie. In Wielder en Houthuizen zijn de oorspronkelijke
nederzettingsvormen nog wel herkenbaar, maar ook op veel plekken zijn de
oorspronkelijke velden aangetast door agrarische bebouwing. Op het Reuvelt
(veld) bijvoorbeeld zijn grote delen volgebouwd. Van de oorspronkelijke
bolle akkers, ontstaan vanaf de Late Middeleeuwen door bemesting met
heiplaggen en potstalmateriaal is van dit oud veld praktisch niets meer
herkenbaar. Grote delen van de oorspronkelijke natte heidegebieden zijn
tegenwoordig goed ontwaterd door de aanleg van diepe greppels, bijvoorbeeld
de Gekkengraaf. Op andere plakken daarentegen, zijn weer andere fenomenen
ontstaan. Zo zijn bijvoorbeeld in de Hoge Heide grote, rechthoekige kavels
aangelegd die van elkaar werden gescheiden door windsingels, waar bovendien
zeldzame vogels leven. Andere delen van de oorspronkelijke heide zijn
bebost, zoals het St. Janssleutelbos bij Veiling ZON en het Hanenberger
Heitje. Ondanks al deze ingrepen heeft het landschap plaatselijk zeker nog
een grillig karakter, zoals bij de Everlose Beek en de Molenbeek. Dit is met
name bij hoogwater het geval.
De oudste prehistorische bewoners leefden met name langs de steilranden van
de Maas. Daar hadden de eerste jager/verzamelaars hun bivakken. Op het
Molenveld bij Grubbenvorst zijn sporen van diverse latere perioden gevonden,
zoals de Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd en zelfs de zeldzame Vroege
Middeleeuwen. In de IJzertijd was de bewoning min of meer plaatsvast en
bestond uit erven met boerderijen, schuren etc. Nabij het voormalige
spoorstation in Lottum zijn rond 1872 al 27 urnen gevonden, die uit de
IJzertijd dateren. Romeinse sporen zijn onder meer bij het voormalige
Lottumse veerhuis gedaan. Het betreft onder meer een altaarsteen en een
zwaard. In de directe nabijheid heeft een Romeinse gebouw met een pannen dak
gestaan. Mogelijk was dit een wachtpost of een villa.
In de loop van de 8e eeuw maakte onze streken deel uit van het rijk van
Karel de Grote en in deze periode bereikte het Christendom onze streken. In
de 10e eeuw verbrokkelde dit grote rijk door verdeling en onderlinge
twisten. Onder invloed van deze regionalisatie ontstond het eerste
graafschap Kessel. In 1279 werd dit, voor zover het op de linkeroever van de
Maas lag, verkocht aan Reinoud van Gelre. Tussen 1507 en 1511 voerde Reinoud
strijd met Maximiliaan en in deze periode vond het beleg van Venlo plaats en
werd onder meer Slot Gribben verwoest. In 1511 trok Maximiliaan zich terug,
maar in 1545 werd Gelre alsnog onderworpen. In de periode van de 80-jarige
Oorlog (1568-1848) waren Grubbenvorst en Lottum overwegend Spaans en mat
name in de tweede helft van deze oorlog had deze streek het zwaar te
verduren. In 1585 werd de genadeslag aan het Slot Gribben uitgedeeld en werd
het gebroken. Zeker na 1632 leed deze streek zwaar onder het oorlogsgeweld,
door de veldtocht van Prins Frederik Hendrik. Vooral het jaar 1635 zou
daarbij zeer berucht worden. Toen staken Kroatische troepen via een ondiepte
de Maas over en rukten op naar Grubbenvorst, waar zij de kerk in brand
staken. Kort daarna brak de pest uit. Onbekend is wat zij in Lottum
aanrichtten.
Na de 80-Jarige Oorlog werden de dorpen verheven tot heerlijkheden, met doel
te worden verkocht om zo de zware schulden van de oorlog te kunnen dragen.
Van 1702 tot 1713 woedde de Spaanse Successie-oorlog, die onder meer ging om
de aanspraak op het Overkwartier. In 1713 werd her Overkwartier Gelre
ingelijfd bij Pruissen en in 1724 werden de bewoners van Gribben en Steef
tot het ridderschap toegelaten. De vele staatsgrenzen in deze periode in
onze streken belemmerden de handel en economische opbloei. Bovendien brak de
Oostenrijkse Successie-oorlog of de derde Silezische Oorlog (1740-1748) uit,
waarin verschillende Westeuropese landen nieuwe territoria claimden, en in
de loop van de oorlog maakte Frankrijk opnieuw aanspraak op het
Overkwartier. Al deze ontwikkelingen brachten voor de bevolking veel
armoede.
In 1789 brak de Franse Revolutie uit en in 1793 werd het Gelders
Overkwartier door Franse troepen bezet. In 1800 werd de zelfstandigheid van
Grubbenvorst en Lottum hersteld en vormden ze samen n gemeente. De Franse
bezetting eindigde in 1814 en gingen zij tot de Nederlanden behoren. In 1830
splitste België zich echter af, waarbij het Limburgse gebied (met
uitzondering van Maastricht) de kant van onze zuiderburen koos. Pas in 1839
was de afsplitsing van België echter een staatkundig feit, maar nu koos een
deel van Limburg voor het Koninkrijk der Nederlanden.
Xavier van Dijk
|