"De kracht van de herinnering,
een studie naar de oorsprong, functie
en vormgeving van relieken en reliekhouders”
Lezing
gehouden op woensdag 19 september 2007
door de heer Harry Vriens uit Well.
De heer Harry
Vriens was docent Nederlands en geschiedenis in het voortgezet onderwijs.
Hij voltooide in 1969 de opleiding Voortgezette Studie Handvaardigheid,
aansluitend de Kunstacademie te Arnhem. Van 1973 tot 1992 was hij docent
Beeldende Vorming aan het college Marianum te Venlo. Hij is lid van
LGOG-kring Venray e.o. en momenteel docent kunst- en cultuurgeschiedenis aan
de Volksuniversiteit Venray e.o.
De heer Harrie Vriens
tijdens zijn lezing die werd begeleid door fraaie lichtbeelden
De inleider begint met te vertellen dat er enorm veel relieken waren en zijn
met als hoogtepunt de Middeleeuwen. In grote lijnen kan men relieken indelen
in vier categorieën:
- Restanten van heiligen, zoals schedels, beenderen, etc.
- Voorwerpen van heiligen, kleding, sieraden, enz.
- Voorwerpen die door heiligen aangeraakt zijn
- Prullaria, fantasiestukken, zoals de steen die Christus niet had om zijn
hoofd op te leggen om te rusten.
“Wat zijn Heiligen?”, is dan de volgende vraag die opdoemt, want als men
spreekt over relieken van Heiligen zal men ook moeten weten wat Heiligen
zijn. Heiligen zijn mensen, dus geen engelen, met een “Vitus”, een
spiritualiteit die over kan gaan op mensen. De Kerk zelf verspreidde deze
gedachte, en niet alleen de Katholieke Kerk vertelde dit maar ook alle
andere godsdiensten. Het was vaak de fysieke aanwezigheid van relieken, in
welke hoedanigheid dan ook, die de mensen aansprak. En liefst wilden de
mensen deze dan ook nog aanraken, dat werkte genezend of heiligend. Zo dacht
men in de middeleeuwen. Deze fysieke aanwezigheid gold niet alleen in de
middeleeuwen maar geldt ook nog nu. Denk maar aan de mensen die op zoek gaan
naar een haar in een kamer waar Maxima gelogeerd heeft!
Vroeger was het zo dat mensen die veel relieken hadden ook veel macht hadden,
ook in politiek opzicht. Er werden oorlogen gevoerd en kruistochten
georganiseerd om relieken te verwerven. Ook was het zo dat plaatsen die in
het bezit waren van relieken veel pelgrims trokken, en bedevaartsplaatsen
werden, denk maar aan Keulen, Santiago, enz. En veel pelgrims in een stad of
dorp betekende ook dat het in economisch opzicht goed ging met zo’n plaats.
Er werden zelfs wegen aangelegd naar bedevaartsplaatsen. Verhalenvertellers
speelden vaak een belangrijke rol bij het ontstaan van bedevaartsplaatsen,
denk hierbij maar weer aan de plaats Keulen waar de Heilige Ursula met haar
11.000 maagden begraven zou liggen. Een verhaal dat berust op een vergissing
maar Keulen heeft er wel bij gevaren.
Gaandeweg werden de relieken ook steeds fraaier en prachtiger, de duurste
materialen werden gebruikt. De mensen dachten, hoe fraaier de buitenkant des
te belangrijker was datgene wat er binnen in zat. Het concilie van Trente
bepaalde dat de relieken zichtbaar tentoon gespreid moesten worden en dat
ook op schrift een uitleg bijgevoegd moest worden.
Aan de hand van heel veel dia’s vertelde de inleider over de Bursa’s, de
eerste relieken, Kistjes, al of niet schitterend versierd, Schrijnen en
Borstbeelden. Hier werden de allermooiste en kostbaarste exemplaren getooid
zoals de relieken van de Sint Servaaskerk in Maastricht.
Ook waren er nog prachtige arm- en voetrelieken.
Langzaamaan ontstond er ook een handel in relieken. Frederik de Wijze bezat
op een gegeven moment 18.470 relieken. Duidelijk was dat er een devaluatie
optrad. Er kwam veel prullaria in omloop. Ook de wereldse machten bedienden
zich van relieken zoals b.v. de tong en de teen van de gebroeders De Wit.
Veel relieken zijn tegenwoordig terug te vinden in de musea, over de hele
wereld verspreid, maar ook in veel kerken zijn nog relieken aanwezig. Een
mooi exemplaar is nog te vinden in het plaatsje Wissel in Duitsland waar nog
een kleine, maar door zijn eenvoud schitterende schrijn te vinden is.
Uiteindelijk heeft paus Johannes de 23e een einde gemaakt aan de verering
van al die duizenden, overbodige, relieken en er flink de bezem door gehaald.
Ruim veertig leden en niet-leden woonden de lezing bij.
20 september 2007.
Jan Vissers
|