lezing: "De ster van Bethlehem" door
de heer François Swinkels


Gehouden
op woensdag 16 december 2009 in zaal "De Leste Geulde" te Horst

Een kleine veertig belangstellenden trotseerden op woensdag 16 december de sneeuw om de lezing van de heer Swinkels over de ster van Bethlehem bij te wonen. Voor de doorgewinterde LGOG-leden, die doorgaans vergast worden op lezingen over de lokale en regionale geschiedenis, zal het beslist even wennen zijn geweest. Zo vaak komt het immers niet voor dat een hemelverschijnsel centraal staat in een LGOG-lezing. Maar de mogelijke angst bij leken op het gebied van hemelverschijnselen en astronomie (zoals ondergetekende) dat de lezing hen boven het petje zou gaan, bleek volkomen ongegrond. Dat is natuurlijk een groot compliment aan de inleider, François Swinkels, voorzitter van de Jan Paagman Sterrenwacht in Asten en oud-docent natuurkunde en informatica aan het Carolus Borromeus College in Helmond. Zijn met humor doorspekte en vol vaart gebrachte betoog was zoals aangekondigd inderdaad ook voor niet-ingewijden behapbaar.



De inleiding van de heer Swinkels was opgebouwd rond de vraag welk hemelverschijnsel de ster van Bethlehem kan zijn geweest. Voor de pauze concentreerde hij zich daarbij vooral op de tijdsrekening. De nauwkeurigheid daarvan verschilde per volk, per religie en per tijdvak. Zo hadden de Egyptenaren al een tijdsrekening die verbluffend veel overeenkomsten vertoonde met de huidige. Om in de pas te blijven, was het soms noodzakelijk een aantal dagen over te slaan of juist een dertiende maand in te voeren. Bij katholieken sprong de kalender in 1582 bijvoorbeeld van 4 naar 15 oktober, maar anderen maakten die inhaalslag pas veel later (Engeland in 1752, Duitsland in 1775, Japan in 1873, Rusland in 1917 en China zelfs pas in 1949).


Na de pauze besprak de heer Swinkels drie mogelijke verklaringen voor de ster van Bethlehem. Als deze ster destijds werkelijk is verschenen, moet het een spectaculair hemelverschijnsel zijn geweest. De eerste optie die de revue passeerde, was die van een komeet. Dit is inderdaad een verschijnsel dat lange tijd aan de hemel te zien is – de drie wijzen uit het oosten hadden voor hun circa 1600 kilometer lange reis naar Bethlehem vermoedelijk minimaal een half jaar nodig – en ook iets waaraan indertijd veel waarde werd gehecht. Maar een komeet werd gezien als een slecht voorteken, als de brenger van een slechte boodschap. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat een komeet de aanleiding vormde voor de drie koningen om hun reis te ondernemen.
Een tweede mogelijkheid is die van een supernova: een exploderende ster die tijdens de geboorte van Christus zichtbaar was. Dit is echter een heel kort verschijnsel en kan dus onmogelijk de ‘ster’ zijn geweest die de drie wijzen op hun tocht naar Bethlehem bleef begeleiden.
Daarmee resteert de mogelijkheid van een ander zeldzaam hemelverschijnsel: een drievoudige samenstand van de planeten Jupiter en Saturnus. Dit is een samenstand waarbij de planeten op dezelfde lengtecirkel aan de hemel staan en waarbij hun onderlinge afstand het kleinst is geworden. Het verschijnsel zou onopgemerkt zijn gebleven als de twee hemellichamen niet maandenlang in elkaars nabijheid waren gebleven. In de nacht van 14 op 15 september werd duidelijk dat er iets bijzonders aan de hand was. Beide planeten begonnen elkaar voor de tweede maal te naderen en kwamen bovendien op als de zon juist onderging. In de astrologie van die tijd duidde het opkomen van planeten ten tijde van zonsondergang op een geboorte. Het sterrenbeeld Vissen, waarin de planeten zich bevonden, was het astrologisch teken voor Palestina. Bovendien was Saturnus van oudsher de beschermplaneet van de Hebreeën en zowel Babyloniërs als Hebreeën noemden de planeet Jupiter Sedeq: de rechtschapenheid die de goeden beschermt en het kwaad bestraft. Voor de Babylonische sterrenwichelaars kon de samenstand van Saturnus en Jupiter in de Vissen daarom maar één ding betekenen: in Palestina was de langverwachte Messias geboren!



Terugrekenend vanuit onze huidige tijdrekening zou dit inhouden dat het geboortejaar van Christus niet 0, maar 7 vóór Christus is. Dat zijn geboorte op 25 december wordt gevierd, is terug te voeren op de Romeinen. Die introduceerden kerstmis in 336 ter vervanging van het heidense midwinterfeest (het zogenoemde solstitium), dat op de dag van de laagste stand van de zon werd gevierd. Om de overgang van het heidense naar het christelijke feest te vergemakkelijken, zouden de Romeinen voor het kerstfeest ongeveer dezelfde datum hebben aangehouden.

Resumerend: een samenstand van verschillende planeten is waarschijnlijk de verklaring voor de ster van Betlehem. Maar voor de zekerheid sloot de heer Swinkels tenslotte de mogelijkheid van een wonder toch ook maar niet helemaal uit …

Wim Moorman

17 september 2009.


Terug


Start